Er woonde in de bergen een man met zijn zoon. De zoon was jarig en kreeg een paard. “Wat een geluk”, zeiden de mensen. “We zullen zien”, zei de vader. Een week later viel de zoon van het paard en brak zijn been. “Wat een pech”, zeiden de mensen. “We zullen zien”, zei de vader. Weer een week later brak de oorlog uit. De zoon hoefde niet te vechten, want hij had zijn been gebroken. “Wat een geluk”, zeiden de mensen. “We zullen zien”, zei de man…
Het is zoals het yin-yang-teken ons verklapt: in al het goede zit iets potentieel duisters en in al het slechte zit iets potentieel goeds. Het is dus maar net hoe je het bekijkt. En wanneer. Dingen die we in de Middeleeuwen goed en juist vonden, vinden we nu afschuwelijk (kruistochten, heksen verbranden, de hand van een dief afhakken). En omgekeerd. Het verschilt per tijdperk, per cultuur, per situatie, per persoon.
We denken in tegenstellingen
We zijn vaak geneigd om dingen te vereenvoudigen in ons hoofd (oké, soms maken we ze juist veel ingewikkelder, maar dat terzijde) en dan denken we een beetje zwart-wit omdat we in tegenstellingen denken. Op zich is dat niet erg, maar we hangen ook graag overal een oordeel aan: warm is beter dan koud, goed is beter dan kwaad, dag is beter dan nacht, blij is beter dan bedroefd, meer is beter dan minder en zon is natuurlijk beter dan regen.

Maar stel je nu voor dat het altijd dag was, of droog, of zonnig, of zelfs: alleen maar altijd goed. Want hoe kun je dan nog onderscheiden dat iets goed is? Dat kan toch alleen als er ook slecht is? Of verkeerd? Maar ja, wat is dan precies goed, is dat wel altijd zo duidelijk?
Onze geest oordeelt en vergelijkt
Onze geest is voortdurend bezig met oordelen. We zijn er zo aan gewend dat we het vaak niet eens doorhebben. Naast oordelen is onze geest ook continu aan het vergelijken. Het gaat dus over goed en slecht, maar ook over beter en slechter, dikker en dunner, groter en kleiner. Onze mind vergelijkt het weer van gister met dat van vandaag. Deze zomer met die van vorig jaar. Onze huidige relatie met de vorige. Ons eigen lichaam, huis, auto, status met dat/die van een ander. We zijn gewend om onszelf te definiëren aan de hand van anderen.

Dat zorgt ervoor dat we ongemerkt ongelooflijk veel onbewuste (voor)oordelen hebben opgedaan. Over onszelf, over de ander, over de wereld om ons heen, over ons leven, over alles. Vooral over hoe het allemaal zou moeten zijn. We delen voor het gemak onszelf, de ander en de wereld op in goed en fout en oordelen er op die manier lustig op los. Ons leven lijkt daardoor misschien overzichtelijker te worden, maar dat is een illusie. We zien daardoor de dingen (en mensen) juist niet meer zoals ze zijn, maar zoals wij denken (willen) dat ze zijn. Het sluit onze geest af voor de werkelijkheid. We denken te weten waar goed eindigt en slecht begint; waar mooi eindigt en lelijk begint. Maar het zijn allemaal verschillende stadia van het verschijnsel dat leven heet.
Liefde versus angst
Het wordt pas een probleem als we alle heersende oordelen blijvend overnemen: rijk is beter dan arm; slank is beter dan dik; slim beter dan dom; mooi beter dan lelijk; gehoorzaam beter dan eigenwijs. Dan wordt de dualiteit een verdeel-en-heers-tactiek. Vanzelfsprekend veroorzaakt dat veel leed en verwarring. Want uiteindelijk is er maar één soort dualiteit die er werkelijk toe doet: liefde versus angst. Iedere keuze die we maken wordt bepaald door een van deze twee uitersten. Als we onszelf en onze kinderen alleen maar dit eenvoudige doch eeuwige principe zouden leren, en dat al het andere tijdelijk is en relatief; dat zou het leven pas echt overzichtelijker maken.