Mijn eerste opstellingservaring is tijdens mijn eerste lesblok. We doen een basisopstelling: een representant voor onze vader, één voor onze moeder, en we stellen onszelf op. Als we opgesteld staan, wordt mij gevraagd of de opstelling klopt met mijn jeugdbeeld. Ik schiet meteen in mijn hoofd en begin te ratelen. De begeleider vraagt of ik ook naar mijn gevoel kan kijken en ik sluit even mijn ogen.
Waarna ik direct met een schok in mijn gevoel beland en in een hevige huilbui uitbarst. Een ongekend scherp verdriet overvalt me en ik kreun als een klein kind: “Ik voel me zo alléén…” De begeleider is op dat moment een medestudent en als ik zo plotseling in huilen uitbarst, schrikt hij en slaat dicht. Opnieuw sta ik daar dus alleen in mijn verdriet omdat, net als vroeger, men zich geen raad weet met mijn hevige emoties. Ik constateer met enige gelatenheid: het is triest, maar zo was het wel.
Mijn moeders lijfspreuk
Ik had geen idee dat ik me werkelijk zo verlaten had gevoeld als kind. Ik dacht dat ik ‘slechts’ mijn moeders lijfspreuk had overgenomen: “Ik moet ook altijd alles alleen doen.” Ik heb lange tijd vreselijk veel moeite gehad met het aanvaarden van hulp, want onbewust was ik ervan overtuigd dat ik het allemaal in mijn eentje moest zien te rooien. Nu zie ik dat ik dat niet alleen maar de lijfspreuk was van mijn moeder die ik me had toegeëigend: dit motto stond aan de basis van hoe ik zelf de wereld beleefd had als kind! Met een diep gevoel van alleen zijn en eenzaamheid, waar ik later nooit meer bij kon komen. Het doet me erg goed om dit onder ogen te zien.

Vulkaanuitbarsting
Na mijn opstelling komen bepaalde thema’s in een stroomversnelling. Voor het eerst sinds mijn puberteit kan ik boosheid voelen naar mijn moeder, die in 2011 is overleden. (Ter verduidelijking: ik heb amper herinneringen aan mijn jeugd vóór mijn 12e jaar. Nu, decennia later, daagt plotseling het besef dat mijn moeder me nooit geknuffeld en gesteund heeft als kind.) Op een ochtend welt die boosheid op uit het diepst van mijn wezen, en het is puur en onstuitbaar als een vulkaanuitbarsting. Ik heb me nog nooit zo verontwaardigd gevoeld, ziedend en tegelijkertijd heel kalm en helder. Geen verhoogde hartslag, geen adrenaline, maar zuivere, machteloze, kinderlijke woede.
Het gebeurt me tijdens de afwas en ik sta half hardop in de keuken te schelden en te vloeken tegen haar. Ik sla daarna ook nog tegen haar portret, draai het om en denk: “Ik hoef jou voorlopig even niet te zien.” Als ik uitgeraasd ben, verdwijnt alle boosheid op slag en ik heb er zelfs geen enkele gedachte meer over de rest van de dag. Ik voel me opgelucht, en recht gedaan, dat is alles, en dat is al heel veel.
Opstelling in bed
Tegelijkertijd is er toch ook het gevoel dat ik er nog lang niet klaar mee ben. Die avond lig ik in bed en ik denk aan het huiswerk voor de opleiding: het maken van een genogram (een soort stamboom). Ik realiseer me hoe weinig ik weet van bijvoorbeeld mijn reeds lang overleden opa. Op dat moment ‘verschijnt’ hij aan mij, alsof hij op zijn beurt heeft zitten wachten om iets te mogen zeggen. Hij vertelt dat hij zijn hele leven boos is geweest omdat hij geen zoons kreeg, maar 8 dochters. Boos op God, op oma, op zijn dochters en op zichzelf.
Vlak daarna komt oma naar voren om te vertellen hoe zwaar het voor háár was, dat ze altijd haar mening en gevoel moest inhouden. Alsof ze duidelijk willen maken wat mijn moeder van hen had overgenomen: boosheid, schuldgevoel en het onvermogen om zich te kunnen uiten. Onmiddellijk daarna voel ik mijn moeder, zij komt zeggen dat het haar heel erg spijt hoe ze me vroeger behandeld heeft. Ik moet huilen en voel me ontroerd, en krijg acuut warme voeten, alsof ik ter plekke beter kan aarden.

Gewond dier
De volgende dag voel ik me merkbaar beter, maar toch weet ik dat het nog niet klaar is. Ik vind ook dat het niet klaar is na één woede-aanval en één verontschuldiging. Daarvoor is de lading te groot. “Zo makkelijk kom je er niet vanaf”, gromt het nog van binnen. Ik voel me een gewond dier en dat is voor het eerst, en dat laat ik me ook niet zomaar afnemen want het voelt heel…terecht.
In de dagen die volgen ben ik een soort grimmige voldoening gewaar, maar helemaal vredig voelt het nog niet. Heb even geen idee hoe ik ermee verder moet, maar eerlijk gezegd vraag ik me dat ook niet af; ik hoef het niet te weten. Het is een proces dat nu eenmaal op gang is en zijn tijd nodig heeft, dat is wat ik weet.
Ontknoping
Niet lang daarna is er het tweede lesblok en op de eerste dag voel ik weerstand. Ook heb ik veel last van mijn linkerschouder, die al heel lang gespannen is. Ik merk op dat ik er eigenlijk niet wil zijn en voel me geïrriteerd zonder te weten waarom. Wederom doen we een mini-opstelling waarbij je jezelf en je ouders opstelt. Waar de opstelling precies over ging, zou ik niet eens meer weten. Maar in de ontknoping (het einde van de opstelling), zegt mijn opgestelde moeder dat het haar verdriet doet om mij zo alleen te zien.
Dat komt diep binnen, dat zijn de woorden die mijn ziel wil horen en ik voel me voor het eerst echt gezien in mijn pijn. Opnieuw krijg ik een gigantische huilbui en dit keer kan ik uithuilen bij mijn plaatsvervangende moeder en dat doet me vreselijk goed. Dit keer word ik wel getroost, en ik voel me begrepen, gezien en geheeld.

Zuchten
Na deze opstelling voel ik me zo immens opgelucht. De spreekwoordelijke last die van mijn schouders is gevallen, is letterlijk voelbaar in de verdwijning van mijn schouderpijn. Ik heb meer ademruimte en de behoefte om veelvuldig te zuchten van opluchting, verlichting. Ik voel een vredigheid zo diep als ik nog nooit gevoeld heb. En dankbaarheid voor dit onverwachtse geschenk.
Die avond kan ik het portret van mijn moeder terugdraaien en naar haar kijken met vergeving, hernieuwde liefde en ook meer begrip voor háár lot. Ik weet zeker dat het haar echt spijt en dat ze ook graag wil dat ik dat weet.
Aanwezig
De volgende dag word ik opvallend uitgerust wakker. Tijdens het lesblok vraagt iemand hoe het met me gaat en ik vertel dat ik het voor nu heb bijgelegd met mijn moeder. Ze merkt op dat ik veel helderder uit mijn ogen kijk dan de dag ervoor. Ik zeg dat ik me ook veel meer aanwezig voel. Daarna dringt het pas goed tot me door wat een verschil dat is met de vorige dag. Het voelt heerlijk om er helemaal te zijn.
Aan het eind van de dag merkt een medecursist op dat ik wel erg vaak iemand zijn moeder had gerepresenteerd die middag. Het kwartje valt: dat heeft eveneens te maken met de herstellende relatie met mijn moeder. Plus dat ik als opgestelde moeder ook weer dingen kon ervaren die mijn begrip voor mijn háár ten goede kwamen. Ongekend prachtig, hoe het ‘grote geheel’ samenspant om mij dit allemaal te laten ervaren.
Ondergesneeuwd
Een kleine week later merk ik op dat ik me mijn dromen weer wat meer kan herinneren sinds de hele gebeurtenis. Het zijn slechts flarden, maar dat is beter dan niets (wat het hiervoor was). Ook heb ik meer zelfvertrouwen, meer innerlijke rust, meer energie, een opgeruimder humeur en als bonus komen er nu ook meer positieve herinneringen terug uit mijn jeugd.
Zo blijkt maar weer duidelijk dat we geen negatieve/pijnlijke ervaringen kunnen onderdrukken, zonder daarmee onbedoeld ook de leuke ervaringen weg te moffelen. Alles was ondergesneeuwd in mijn bewustzijn, alle lelijke gebeurtenissen én alle schatten. Je kunt het één niet hebben zonder het ander…

Toestemming
Wanneer ik mijn ervaring deel met een vriendin, wordt ze diep geraakt door mijn verhaal en schiet vol want er is zoveel herkenning. Ze zegt: “Ik voel zoveel boosheid, en als ik jou zo hoor, dan denk ik: dat wil ik ook, ik wil ook mijn boosheid uiten. Door dit aan mij te vertellen is het net alsof je me toestemming geeft om dat te doen.”
Ik zeg haar dat dat niet alleen mag, maar dat het zelfs noodzakelijk is als ze meer innerlijke vrede wil voelen. Ik besef eens te meer hoe we allemaal hebben aangeleerd om onze boosheid vooral niet te tonen; dus het is heel belangrijk dat we toestemming voelen (krijgen/geven) om dat wel te doen. Belangrijk is wel dat je je er met je bewustzijn bij blijft door bewust te blijven ademen.
Alles mag er zijn
Er is een gezegde, dat we de eerste twintig jaar van ons leven bezig zijn met het aanleren van nieuwe dingen, en dat we de rest van ons leven nodig hebben om die dingen weer af te leren. Ik denk dat één van de belangrijkste dingen om af te leren, het veroordelen van onszelf is. Ook in de opleiding Familieopstellingen wordt gelukkig keer op keer benadrukt dat alles er mag zijn. En we hebben het nodig om dat heel, heel vaak te horen; als tegenwicht voor die honderden keren dat we te horen kregen dat het er niet mocht zijn wat we voelden.
Onze pijn, ons verdriet en onze boosheid hebben onze aanmoediging nodig om weer mee te mogen doen in het spel dat leven heet. Het lijkt alsof we ze nadrukkelijk moeten uitnodigen, soms zelfs moeten oproepen om tevoorschijn te komen uit de donkere diepte waar ze zich schuilhouden. Dat is heling, heel worden: onze weggestopte delen opnieuw in ons leven betrekken. Dan pas zijn we compleet en kan de energie weer stromen.